Nederlands Uitvaart Museum “tot zover”
De Nieuwe Ooster.
Iedereen zal associaties hebben met de dood, maar modern of transparant zijn niet de meest voor de hand liggende woorden in die context. Toch heeft Nederlands Uitvaart Museum Tot Zover een onderkomen gevonden in een eigentijds, licht gebouwtje van architectenbureau Kerssen Graafland voor het museum annex café; een uitbreiding van een 19e-eeuwse doodgraverwoning bij de entree van de Nieuwe Ooster Begraafplaats in Amsterdam. Het reclamebureau KesselsKramer verzon de huisstijl, de naam en de openingscampagne en een deel van de expositie werd ontworpen door Jaap Bardet van Di Colore.
De Nieuwe Ooster is een monumentale begraafplaats in de Watergraafsmeer. Tuinarchitect Leonard Springer maakte rond 1890 het ontwerp dat bestond uit een parkachtige opzet met slingerende paden, monumentale boomsoorten, rijke beplanting en een statig entreeplein. Hij wilde dat zijn begraafplaatsen lieflijke, schilderachtige oorden zouden zijn, plekken waar mensen graag zouden verblijven. Stadsarchitect A.W. Weismann ontwierp onder andere de aula, de directeurswoning, het toegangshek en de doodgraverwoning. Nadien is de begraafplaats meerdere malen uitgebreid en de gebouwen zijn deels vervangen, maar de 19e-eeuwse sfeer van Springer en Weissmann heerst nog op deze grote begraafplaats.
Een nieuw gebouw in een dergelijk krachtige en tegelijk kwetsbare context vraagt om een sterk concept dat vervolgens ook consequent moet worden uitgevoerd. De architecten vonden inspiratie in de ideeën van de Duitse filosoof Ernst Bloch (met eveneens zijn wortels in de 19e eeuw) om tot zo’n concept te komen. Bloch vond de modernistische architectuur te abstract en te weinig verbonden met de grond; moderne architecten wilden niets met de modder van doen hebben en lieten hun gebouwen liefst visueel zweven boven de aarde. Kerssen en Graafland lieten zich wel degelijk door de vormen van het modernisme leiden – het museum doet hier en daar sterk Mies van der Rohe-achtig aan – maar lieten het gebouw een stuk in de grond zakken. Daarmee wilden ze de verbondenheid met de bodem die Bloch miste tot stand brengen en bovendien refereert het wegzakken naar de begraafplaats, waar de kisten ook ‘six feet under’ zakken.
Om binnen te komen moet de bezoeker afdalen via een hellingbaan. De ingang komt uit in een café. Tot de bovenkant van de borstwering ligt het gebouw onder de grond maar daarboven is de gehele wand van glas, volkomen transparant. De cafébezoekers hebben zicht op het voorplein, waar de rouwstoeten voorbij komen en treurende begrafenisbezoekers lopen. Toch is dat contact niet storend.
Achter het café liggen twee ruimten die afgesloten kunnen worden voor kleine groepen. Grote open puien bieden zicht op dan wel toegang tot een driehoekig terras, ook verdiept gelegen. Het café bied ook toegang tot het museum. Daar hebben de architecten de zaaltjes gegroepeerd aan een rechte, brede middengang die vanuit de nieuwbouw doorloopt in de bestaande doodgraverwoning. De binnenkant van de zware houten voordeur van die woning vormt de prominente beëindiging van de centrale as.
De grote zaal in de nieuwbouw is groot genoeg voor het tentoonstellen van koetsen, het tonen van films of welke museale functie dan ook. Het museum Tot Zover is het enige uitvaartmuseum in Nederland en ook in het buitenland zijn er weinig voorbeelden van nieuwe gebouwen met deze bestemming. De collectie van het museum wordt niet permanent in zijn geheel getoond, delen worden uitgeleend of zijn elders ondergebracht. De tentoonstellingen wisselen, er wordt samengewerkt met kunstenaars, fotografen en vormgevers en ook het grote publiek kan participeren.
Tussen de nieuwbouw en het oude huis is een glazen koppelstuk gemaakt dat zicht biedt op de historische gevel. De logica van het historische gebouw is voor een belangrijk deel gehandhaafd door de middengang te behouden met aan weerszijden kamers, nu ingericht als expositieruimten. De trap is verplaatst naar een minder opvallende hoek, want op de verdieping van de oudbouw is het kantoor geplaatst.
Het concept van de verdiept liggende, strak en helder vormgegeven nieuwbouw aan een traditionele bakstenen woning is consequent volgehouden, tot op het detail is het zorgvuldig uitgewerkt. Materialen zijn eenvoudig en duidelijk, het platte dak is voorzien van beplanting om in de omgeving op te gaan. Het resultaat: een gebouw dat niet zozeer de confrontatie aangaat, al zou de strakke vormgeving dat wellicht doen vermoeden, maar dat door zijn verzonken ligging, zijn groene inbedding en krachtige middenas in het interieur zoekt naar nieuwe betekenis voor de plek.
Dutch Funeral Museum “tot zover”
De Nieuwe Ooster.
Everyone will have associations with death, but modern and transparent are not the most obvious words in that context. However, the Dutch Funeral Museum – Tot Zover – is housed in a bright modern building. A building for the museum and café, as an extension of a 19th century gravedigger house at the entrance of the New Eastern Cemetery in Amsterdam.
A new building in such a powerful but yet fragile context requires a strong concept. We were inspired by the ideas of the German philosopher Ernst Bloch (also with his roots in the 19th century). Bloch found the modernist architecture too abstract and too little connected with the ground; modern architects avoided the mud and had lift their buildings up to visually float above the earth. We’ve proposed a modern extention but instead of lifting the building we let it “sink” into the earth and emphasized the relationship with the soil that Bloch had missed. It strongly refers to the cemetery, where the coffins also are ‘six feet under’.